Repertorium Hulthem

Van minnen

Hulthem-Nr: 
208  (f. 231rb,8-231va,44)
Opschrift: 
Van minnen ·CC·viij·
Incipit: 
Mmoeder [sic] ende maghet reine vrouwe Ic moet ·v· claghen minen noet
Explicit: 
Ende die van moeder nie lijf ghewan God here ontfaet mine ziele in ·v· rike
Afrondingsformule: 
Amen ·lxxij· verse
Weergave inhoud: 
Moedermaagd, ik kom u mijn nood klagen. Ik heb hartzeer en diepe smart, zo erg dat het zeker mijn dood veroorzaakt. Helaas is alles mijn eigen schuld. Valse verraadster Venus, u hoort een oprechte liefde toch te beschermen, maar u geeft bedriegers de kans. Door mijn ontrouw heb ik mijn geliefde verloren. Nu heeft ze haar hart aan een ander geschonken. Ik ben wanhopig, Venus, waarom stort u uw wraak niet over mij uit en straft me dodelijk, beter heb ik niet verdiend. Of zou er nog een glimpje hoop op ontferming zijn? Zal ik er wel of niet om smeken? Zonder hoop ben ik even verloren als sneeuw in de zon, het wordt mijn dood. God in de hemel, bij voorbaat beveel ik U mijn ziel aan. Als ik mijn liefje nog eenmaal mocht aanschouwen, dan zou ik de gelukkigste man van de wereld zijn. Ontvang mijn ziel, God, in Uw rijk.
Namen: 
Maria, moeder van Jezus Venus
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Pseudo-ballade (Willaert 1992B), minnerede.
Vorm: 
rijm: ababbcbC
Lengte: 
72 vss., 9 strofen van 8 regels
Aanvullende informatie: 
Initiaal-M 2 regels hoog, marginale paragraaftekens om de 8 regels. ─ Stokregel: Ay lacen die scouden die sijn mine (+ var.). ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en paragraaftekens. Onzuiver rijm vss. 5/7, 21/23 en 66/68; gelijk rijm: vss. 50/52.
Petit-Nommer(s): 
722
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 1172-1174
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 174 (fragment)
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Heremans 1858-1864 , dl. 1 p. 55
Heremans 1858-1864 J.F.J. Heremans, Nederduitsche dichterhalle. Bloemlezing uit Nederlandsche dichters van de vroegste tijden onzer letterkunde tot op deze dagen, volgens dichtvakken en ouderdom gerangschikt. 2 dln. Gent (Hebbelynck) 1858-1864. Willemsfonds 32.
Serrure 1855 , p. 392-394
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 174, 179
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Reynaert 1997
Reynaert 1997 J. Reynaert, 'Van Minnen (Hs. Van Hulthem f.231rº-vº): Lanseloets verdriet?'. In: Spiegel der letteren 39 (1997), p. 1-12.
Rheinheimer 1975 , p. 183-184
Rheinheimer 1975 M. Rheinheimer, Rheinische Minnereden. Untersuchungen und Edition. Göppingen (Kümmerle) 1975. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 144.
Schnell 1985 , p. 183-184
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Willaert 1992B , p. 354 n. 65
Willaert 1992B F. Willaert, 'Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 109-122 en 348-359. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Te Winkel 1887 , p. 448
Te Winkel 1887 J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 75
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Parallellen en varianten: