Repertorium Hulthem

De vijf heren wenschen ·lxxvj·

Hulthem-Nr: 
76  (f. 68rb,3-69ra,14)
Opschrift: 
De vijf heren wenschen ·lxxvj·
Incipit: 
Het saten heren viue In eenre scoender stede
Explicit: 
Wien ic van desen dinghen Beest gheuen mach den prijs
Afrondingsformule: 
NotA Item ·C·xl· verse
Weergave inhoud: 
Vijf Trojaanse helden: Menelaus, Hector, Parijs, Troylus en Pallidamas, zitten in Troje rond de godin Venus, die moet uitmaken wie van de vijf heren zijn hart het meest aan de minnedienst heeft gewijd. Voor Menelaus geldt, dat men vrouwen het meeste pleziert met zang, spel en dans en door hen deelgenoot te maken van zijn zorgen. Hector meent dat men de liefde het beste dient met dappere heldendaden en strijd. Parijs denkt dat vrouwen diegene het meest beminnen, die steeds in hun nabijheid is, hen dient met woord en daad en moedig zijn geluk beproeft. Troylus meent dat vrouwen het liefst in eer en hoffelijkheid trouw gediend willen worden. Pallidamas wil hen winnen met brieven en geschenken. Godin Venus laat zich niet tot een oordeel verlokken. Ze verdaagt de zitting en ondertussen moet iedereen voor zichzelf bedenken wie Venus zou moeten uitverkiezen.
Namen: 
Griekenland Grieks Hector van Troje Menelaus Paris Polidamas Priamus Troilus Venus
Auteurs: 
Boudewijn van der Luere?
Boudewijn van der Luere?
Datering: onbekend
Nrs. 76, 84 en 114 toegeschreven door Blommaert aan Boudewijn van der Luere. Betwijfeld, zie secundaire literatuur bij Boudewijn van der Luere.
Secundaire literatuur
Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.: dl. 2 p. 101
Tekstsoort: 
Wensdicht (Kuiper 1992), minnevragen (Green 1990; Van der Poel 1992), minneraadsel (Hogenelst 1997).
Vorm: 
rijm: abcb/abab
Lengte: 
140 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-H 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) op onregelmatige plaatsen. ─ Lombarden vss. 17, 25, 37, 61, 77, 93, 109 en 125: structurering per persoon. Rijmschema overwegend abcb, echter vss. 1-8, 73-76 en slotverzen 133-140: abab.
Petit-Nommer(s): 
679b; 1134
Edities: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 2 p. 119-120
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 412-415
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Secundaire literatuur: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 2 p. 101 en 104
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Faes 1973-1974A , p. 4
Faes 1973-1974A L.E.O. Faes, 'De vier heren wenschen en de Nibelungennot'. In Spektator 3 (1973-1974), p. 4-11.
Frantzen 1889 , p. 49-51
Frantzen 1889 J.J.A.A. Frantzen, [Recensie van] 'C.G. Kaakebeen, De invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche'. In: De gids 53 (1889), dl. 1 p. 29-79.
Green 1990
Green 1990 R.F. Green, 'Le roi qui ne ment and aristocratic courtship'. In: K. Busby & E. Kooper (eds.), Courtly literature: culture and context. Selected papers from the 5th Triennial Congress of the International Courtly Literature Society, Dalfsen, The Netherlands, 9-16 August 1986. Utrecht publications in general and comparitive literature, vol. 25. Amsterdam etc. (Benjamins) 1990, p. 211-225.
Hegman 1966
Hegman 1966 W.E. Hegman, 'Het conincspel in de Middelnederlandse letterkunde'. In: Handelingen van de Zuidnederlandse 20 (1966), p. 183-228.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 59-60 (67)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Jonckbloet 1851-1855 , dl. 3 p. 313
Jonckbloet 1851-1855 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Kaakebeen 1887 , p. 4-24
Kaakebeen 1887 C.G. Kaakebeen, De invloed der Duitsche letteren op de Nederlandsche. Culemborg (Blom & Olivierse) 1887.
Klein 1911
Klein 1911 A. Klein, Altfranzösischen Minnefragen. Marburg a.L. (s.n.) 1911. Marburger Beiträge zur romanischen Philologie. Heft 1. Erster Teil: Ausgabe der Texte und Geschichte der Gattung.
Kuiper 1992 , p. 23-24
Kuiper 1992 W. Kuiper, H. Pley, R. Resoort, 'Bouden van der Lore: Achte personen wenschen'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 23-31. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Lenssen 1979 , (scriptie)
Lenssen 1979 L. Lenssen, Het koningsspel in de Middelnederlandse letterkunde. (Ongepubl. doctoraalscriptie Utrecht 1979, te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Utrecht, LB NED SCR-L-205).
Van Mierlo 1949 , dl. 1 p. 389
Van Mierlo 1949 J. van Mierlo, De letterkunde van de Middeleeuwen. 2e, herz. en verm. dr. 's-Hertogenbosch etc. (Malmberg etc.) 1949. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder redactie van F. Baur, W.J.M.A. Asselbergs, J. van Mierlo e.a. Dl. 1 en 2.
Peters 1972
Peters 1972 U. Peters, 'Cours d'amour ─ Minnehof. Ein Beitrag zum Verhältnis der französischen und deutschen Minnedichtung zu den Unterhaltungsformen ihres Publikums'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 101 (1972), p. 117-133.
Van der Poel 1992 , p. 214
Van der Poel 1992 D.E. van der Poel, 'Minnevragen in de Middelnederlandse letterkunde'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 207-218 en 396-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Van der Poel 1993 , p. 187
Van der Poel 1993 D.E. van der Poel, 'De rol van Venus in Vanden winter ende vanden somer.' In: H. van Dijk, M.A. Schenkeveld-van der Dussen, J.M.J. Sicking (red.), In de zevende hemel. Opstellen voor P.E.L. Verkuyl over literatuur en kosmos. Groningen (Passage) 1993, p. 185-189.
Reynaert 1980-1981 , p. 109
Reynaert 1980-1981 J. Reynaert, 'Boudewijn van der Luere en zijn Maghet van Ghend'. In: Jaarboek "De Fonteine" 31 (1980-1981), p. 109-130.
Rheinheimer 1975 , p. 230
Rheinheimer 1975 M. Rheinheimer, Rheinische Minnereden. Untersuchungen und Edition. Göppingen (Kümmerle) 1975. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 144.
Salmon 1965 , p. 135
Salmon 1965 P.B. Salmon, 'The Nibelungenlied in mediaeval Dutch'. In: Mediaeval German studies presented to Frederick Norman [...]. London (Institute of German Studies) 1965, p. 124-137.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Schröder 1932 , p. 30-38
Schröder 1932 P.H. Schröder, Parodieën in de Nederlandse letterkunde. Haarlem (Tjeenk Willink) 1932. Diss. Amsterdam (GU).
Serrure 1872 , p. 383
Serrure 1872 C.P. Serrure, Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen. Eerste deel: Nederlandsche en Fransche letterkunde tijdens XII, XIII en XIVde eeuwen. Gent (De Busscher) 1872.
Stecher 1887 , p. 135
Stecher 1887 J. Stecher, Histoire de la littérature Néerlandaise en Belgique. Bruxelles (Lebègue) s.a. [1887].
Verkaart , (scriptie)
Verkaart P. Verkaart, Het koningsspel in de Middelnederlandse literatuur. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 1458).
Voorwinden 1995 , p. 14
Voorwinden 1995 N. Voorwinden, 'Nibelungen-Rezeption im Mittelalter am Beispiel der Rüdiger-Gestalt'. In: K. Zatloukal (Hrsg.), Pöchlarner Heldenliedgespräch 3: die Rezeption des Nibelungenliedes. Wenen (Fassbaender) 1995, p. 1-15. Philologica Germanica 16.
Parallellen en varianten: