Repertorium Hulthem

Vij· letteren daer men mede

Hulthem-Nr: 
44  (f. 47vb,32-48vb,32)
Opschrift: 
Vij· letteren daer men mede wapene spelt ·xliiij·
Incipit: 
IN een prieel quam ic ghegaen Daer ic locht in woude rapen
Explicit: 
God die alle dinc berecht Laet ·v· verdienen des scilts Abijt
Afrondingsformule: 
nota nota Item desen sproke hout---C·ende·lxviij· verse
Weergave inhoud: 
Eens wilde ik in een prieel een luchtje scheppen, toen ik daar een groep ridders en schildknapen zag staan. In hun midden zat een schone dame, die Minne van wapene heette. Op haar schoot had ze een schild, Doget genaamd, waarop zeven letters stonden: WAPENE [lees: WVAPENE]. Uit iedere letter sproot een bloem van deugd. Ze legde me uit dat het de initialen waren van de deugden waerhede, vromicheit, antieren, pinen, edelheit, natuere en ere. Bij elke deugd verklaarde ze me hoe een man deze in de strijd moest beoefenen. Neemt de leer van deze vrouw ter harte als u eer wilt vergaren, heren, ridders en knapen, en houdt deze deugden in ere. Daarnaast moet u nog zwijgen, niet liegen of pochen en kuis blijven. Dan zult u van God uw gerechte beloning ontvangen. Publieksaanspreking: vs. 161 ghi heren ridderen en cnechte.
Namen: 
Antieren (deugd) Doghet (schild) Edelheit (deugd) Ere (deugd) Minne van Wapene (vrouw) Pinen (deugd) Vromicheit (deugd) Waerhede (deugd)
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Sproke (volgens afrondingsformule); minnerede (Brandis 1968 en Hogenelst 1997), lettergedicht (Hogenelst 1997), allegorische tekst.
Vorm: 
rijm: abababab
Lengte: 
168 vss., 21 strofen van 8 regels
Aanvullende informatie: 
Uitkomende initiaal-I 6 regels hoog, afwisselend lombarden (1 regel hoog) en marginale paragraaftekens om de 4 regels. ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en lombarden. Op de helft van elke strofe een marginaal paragraafteken (mankeert bij vs. 93). Onzuiver rijm: vss. 10/12 en 42/44.
Petit-Nommer(s): 
704; 1621
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 318-322
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 167-168 (fragment)
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Serrure 1855 , p. 352-357
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Brandis 1968 , p. 150-151 (396)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 167-168
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Glier 1971 , p. 278
Glier 1971 I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1994 , p. 266-267
Hogenelst 1994 D. Hogenelst, 'Zoekplaatje: "Comburg" versus "Hulthem"'. In: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam (Prometheus) 1995, p. 259-273 en 429-433. Nederlandse cultuur en literatuur in de Middeleeuwen 9.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 48-49 (49), 241 (347)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Ramondt 1942C , p. 303
Ramondt 1942C M. Ramondt, 'De Middelnederlandse sproken in hun verhouding tot de werkelijkheid en de Duitse literatuur'. In: Neophilologus 27 (1942), p. 300-312.
Parallellen en varianten: 
Vss. 1-168  Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Poët. et philol. fol. 22  [1375 - 1425] , f. 275rb-275vb (variant)
Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Poët. et philol. fol. 22
Post quem: 1375
Ante quem: 1425
Datering: 1380-1425
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 2,  18,  24,  44,  71,  (2x) 92,  111,  122,  (2x) 124,  148,  spr. 5 183
Zie: 
Brinkman 1997B , p. 1198-1200
Brinkman 1997B H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het Comburgse handschrift. Hs. Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek, Cod. poet. et phil. 2º 22. Hilversum (Verloren) 1997. 2 dln. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 4/1-2.
Kausler 1840-1866 , dl. 3 p. 182-185, 512-513
Kausler 1840-1866 E. (von) Kausler, Denkmäler altniederländischer Sprache und Literatur. Nach ungedrückten Quellen hrsg. von ─. Tübingen (Fues) 1840. 3 dln. [Nachdr. Hildesheim etc. (Olms) 1978].