Repertorium Hulthem

Vanden ouden ridder ende

Hulthem-Nr: 
25  (f. 35ra,25-36rb,12)
Opschrift: 
Vanden ouden ridder ende den jonghen ·xxv·
Incipit: 
Een hoghe gheborne maghet rike Saghic sitten verweendelike
Explicit: 
Ende hier met endic mine woerde Het es messelijc wiet node hoerde
Afrondingsformule: 
Explicit Item desen sproke Een hoghe gheborne et cetera houdt---ijc·ende·vj· verse
Weergave inhoud: 
Eens zag ik een rijke en schone jonkvrouw zitten in gezelschap van een oude kreupele grijsaard in versleten kleding en met een gezicht vol littekens. Een modieuze jongeling meende straffeloos de spot te kunnen drijven met de oude man. Hij haalde zich hiermee de woede van de jonkvrouw op zijn hals. Ze prees de moed en de dapperheid van de oude ridder, die in de strijd veel eervolle overwinningen had geboekt. Hij had daardoor ook zijn jeugdige schoonheid en zijn fortuin verloren. Daar moest de ingebeelde jongeman een voorbeeld aan nemen. Ridderlijke deugden legden bij haar meer gewicht in de schaal dan rijkdom en goed kunnen dansen en reyen. Terwijl de jongeman boos wegliep, hield de jonkvrouw voet bij stuk. Zo zouden veel meer jonkvrouwen moeten handelen en dapperheid moeten waarderen boven uiterlijk vertoon.
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Sproke (volgens afrondingsformule), minnerede (Brandis 1968), minnesproke (Hogenelst 1997).
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
206 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-E 2 regels hoog; Explicit niet gerubriceerd. ─ Herhaling van rijmwoordcombinatie: vss. 13/14 en 124/125, 17/18 en 135/136 en 177/178, 51/52 en 73/74, 67/68 en 116/117. Weesrijm: vss. 91 en 128. Onzuiver rijm: vss. 155/156, 191/192 en 197/198.
Petit-Nommer(s): 
653
Edities: 
Bisschop 1870 , p. 67-71 (paralleltekst + tekstvarianten in hs.-Van Hulthem)
Bisschop 1870 W. Bisschop & E. Verwijs, Gedichten van Willem van Hildegaersberch. Vanwege de Mij. der Ned. letterkunde te Leiden uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1870. [Fotogr. herdruk Utrecht (HES) 1981].
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 258-264
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Heremans 1858-1864 , dl. 2 p. 7-8
Heremans 1858-1864 J.F.J. Heremans, Nederduitsche dichterhalle. Bloemlezing uit Nederlandsche dichters van de vroegste tijden onzer letterkunde tot op deze dagen, volgens dichtvakken en ouderdom gerangschikt. 2 dln. Gent (Hebbelynck) 1858-1864. Willemsfonds 32.
Kossmann 1940 , p. 80-82 (paralleltekst + tekstvarianten in hs.-Van Hulthem)
Kossmann 1940 E.F. Kossmann, Die Haager Liederhandschrift. Faksimile des Originals mit Einleitung und Transskription. Hrsg. von ─. 's-Gravenhage (Martinus Nijhoff) 1940.
Willems 1844 , p. 96-102
Willems 1844 J.F. Willems (ed.), 'Van den ouden ridder ende den jonghen'. In: Belgisch museum 8 (1844), p. 96-102.
Secundaire literatuur: 
Van Anrooij 1990 , p. 10-11
Van Anrooij 1990 W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes. Amsterdam (Prometheus) 1990. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 1. Diss. Leiden.
Brandis 1968 , p. 130 (345)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 184
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Glier 1971 , p. 285
Glier 1971 I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 45 (45), p. 127-128 (173)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Jungman 1989 , (scriptie)
Jungman 1989 G. Jungman, Vanden ouden ridder ende den jonghen. (Ongepubl. doctoraalscriptie Utrecht 1989, te raadplegen in de Universiteitsbibliotheek Utrecht LB NED SCR-L-626.2).
Kalff 1884 , p. 258
Kalff 1884 G. Kalff, Het lied in de Middeleeuwen. 2e dr. Leiden (Brill) 1884. Diss. Leiden 1883. [Ongew. herdruk Arnhem (s.n.) 1966].
Van Moerkerken 1904 , p. 55
Van Moerkerken 1904 P.H. van Moerkerken, De satire in de Nederlandsche kunst der Middeleeuwen. Amsterdam (Van Looy) 1904. Diss. Utrecht.
Van Oostrom 1988 , p. 86
Van Oostrom 1988 F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. 2e dr. Amsterdam (Meulenhoff) 1988.
Van Oostrom 1992 , p. 105-106
Van Oostrom 1992 F. van Oostrom, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek. Amsterdam (Prometheus) 1992. Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen 6.
Ramondt 1944 , p. 67
Ramondt 1944 M. Ramondt, 'Problemen in en om het Haagse liederenhandschrift'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 63 (1944), p. 63-81.
Schludermann 1996
Schludermann 1996 B. Schludermann, A quantitative analysis of German/Dutch language mixture in the Berlin songs mgf 922, the Gruuthuse-songs, and the Hague ms 128 E 2. Göppingen (Kümmerle) 1996. 3 dln. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 338.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Verwijs 1870 , p. 233-234
Verwijs 1870 E. Verwijs, 'Tekstcritiek'. In: De taal- en letterbode 1 (1870), p. 229-238.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 92, 110
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Zacher 1841 , p. 249
Zacher 1841 J. Zacher, 'Handschriften im Haag'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 1 (1841), p. 209-269.
Parallellen en varianten: 
(a) vss. 1-206  's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2  [1375 - 1425] , f. 37rb-38va (201 vss.)
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2
(olim 721, olim AA 64)
Post quem: 1375
Ante quem: 1425
Datering: ca. 1400
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25,  48,  49,  50,  51,  78,  (2x) 79,  117,  121,  129,  154,  157
(b) vss. 1-206  Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.659-61  [1450 - 1475] , f. 1ra-3ra (324 vss.) (variant van Willem van Hildegaersberch)
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.659-61
(olim 198)
Post quem: 1450
Ante quem: 1475
Datering: 1469
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25,  102,  166,  177,  184,  189
(c) vss. 1-206  's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 6  [1475 - 1500] , f. 37rb-39rb (324 vss.) (zie b)
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 6
(olim AA 70)
Post quem: 1475
Ante quem: 1500
Datering: ca. 1480
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25,  102,  108,  spr. 5 158,  162,  166,  177,  184,  192
(d) vss. 1-206  Koolkerke, E. Caloen jr., Kasteel Ten Berghe, z.s.  [1350 - 1400] , f. ? (variant: lied 48)
Koolkerke, E. Caloen jr., Kasteel Ten Berghe, z.s.
Post quem: 1350
Ante quem: 1400
Datering: 2e helft 14e eeuw
Aanvullende informatie: in BNM te vinden onder: z.s, C
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25
Zie: 
Bisschop 1870 , p. 67-71 (c)
Bisschop 1870 W. Bisschop & E. Verwijs, Gedichten van Willem van Hildegaersberch. Vanwege de Mij. der Ned. letterkunde te Leiden uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1870. [Fotogr. herdruk Utrecht (HES) 1981].
Blommaert 1858 , p. 79-83 (b)
Blommaert 1858 Ph. Blommaert, Theophilus. Gedicht der 14e eeuw gevolgd door negen andere gedichten uit de Middeleeuwen. Uitgegeven door ─. Gent (Hebbelynck) 1858.
Heeroma 1966 , dl. 1 p. 329-331 (d)
Heeroma 1966 K. Heeroma, Liederen en gedichten uit het Gruuthuse hs. Leiden (Brill) 1966. 2 dln. Leidse drukken en herdrukken. Grote reeks nr. 4.
Kossmann 1940 , p. 80-82 (a)
Kossmann 1940 E.F. Kossmann, Die Haager Liederhandschrift. Faksimile des Originals mit Einleitung und Transskription. Hrsg. von ─. 's-Gravenhage (Martinus Nijhoff) 1940.
Meder 1991A passim (b-c)
Meder 1991A T. Meder, Sprookspreker in Holland. Leven en werk van Willem van Hildegaersberch (ca. 1400). Amsterdam (Prometheus) 1991. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 3. Diss. Leiden.
Van Vloten 1869 , p. 78 (a)
Van Vloten 1869 J. van Vloten, 'Onuitgegeven verzen (Haags hs. No. 721) medegedeeld door Dr. J. van Vloten'. In: Dietsche warande 8 (1869), p. 78.