Repertorium Hulthem

Dmeisken metten sconen

Hulthem-Nr: 
21  (f. 32rb,25-32vb,8)
Opschrift: 
Dmeisken metten sconen vlechtken ·xxj·
Incipit: 
Mi doet alte sere verlanghen Dmeisken dat mi es ontganghen
Explicit: 
Dat cleyn proper suuerleec wechtken Het heeft soe sconen vlechtken
Afrondingsformule: 
Nota Item desen sproke Mi doet alte sere verlanghen houdt---lviij· verse
Weergave inhoud: 
Al te zeer verlang ik naar het meisje, dat mij heeft verlaten. In mijn hart spande zij de kroon. Vaak was ik bij haar, maar nu zijn we gescheiden. En ze heeft zulke mooie vlechtjes. Ze heeft mij in haar macht, waar ik ook ben, mijn hele leven. Ik ben met hart en ziel aan haar overgeleverd. Ze heeft zulke mooie rode lippen, slanke handen, ivoorwitte tandjes, een sneeuwwit lichaam en vurige ogen. Ze heeft zulke mooie vlechtjes. Ik móét wel voor eeuwig haar dienaar zijn. Ze is hoofs en zedig, heeft mooie ronde borstjes en een pittig kinnetje. Ze heeft overal bruine haartjes, in haar oksels, op haar wenkbrauwen en ook op haar geheime plekje. Voor eeuwig zal ik haar in alles ten dienste staan, want van haar hangt mijn leven en mijn eer af. En ze heeft zulke mooie vlechtjes.
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Sproke (volgens afrondingsformule); pseudo-ballade (Willaert 1992B), minnerede.
Vorm: 
rijm: aabccbbdDD
Lengte: 
58 vss., 4 strofen van 10 en 2 strofen van 8 regels
Aanvullende informatie: 
Initiaal-M 2 regels hoog, lombarden (1 en 2 regels hoog) om de 10 regels, Nota met horizontale streep gerubriceerd. ─ Stokregel: Dat cleyn proper suuerlec (+ var.) wechtken / Het heeft soe sconen vlechtken. ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en lombarden (lombarde strofe 2: 1 regel hoog, de andere: 2 regels hoog). Gelet op rijmschema mankeert na vs. 7 en na vs. 17 een vers (verzentelling Kruyskamp 1957). Volgorde strofe 3 onregelmatig; volgorde stokregels strofe 2 omgekeerd.
Petit-Nommer(s): 
719
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 246-248
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Kruyskamp 1957 , p. 22-24
Kruyskamp 1957 C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Meder 1988 , p. 123-124 (bewerking)
Meder 1988 Th. Meder, Hoofsheid is een ernstig spel. Middeleeuwse hoofse teksten. Amsterdam (Querido) 1988. Griffioenserie.
Verwijs 1860 , p. 33-35
Verwijs 1860 E. Verwijs, Dit sijn X goede boerden. Uitgegeven en toegelicht door ─. 's-Gravenhage etc. (Nijhoff) 1860.
Secundaire literatuur: 
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 184
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Hines 1993 , p. 244
Hines 1993 J. Hines, The fabliau in English. Londen etc. (Longman) 1993.
Kruyskamp 1957 , p. 121
Kruyskamp 1957 C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Lodder 1995 , p. 56, 70
Lodder 1995 F.J. Lodder, 'Een genre der boerden?' In: Queeste 2 (1995), p. 54-71.
Lodder 1997 , p. 5, 11 n. 3, 26, 76
Lodder 1997 F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Meder 1988 , p. 156
Meder 1988 Th. Meder, Hoofsheid is een ernstig spel. Middeleeuwse hoofse teksten. Amsterdam (Querido) 1988. Griffioenserie.
Oosterman 1995A , p. 393 n. 185
Oosterman 1995A J.B. Oosterman, De gratie van het gebed. Overlevering en functie van Middelnederlandse berijmde gebeden. Amsterdam (Prometheus) 1995. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 12. Diss. Leiden.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Willaert 1992B , p. 354 n. 65
Willaert 1992B F. Willaert, 'Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 109-122 en 348-359. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Parallellen en varianten: