Repertorium Hulthem

Van tien poenten van minnen

Hulthem-Nr: 
182  (f. 184rb,1-184rb,31)
Opschrift: 
Van tien poenten van minnen ·C·lxxxij·
Incipit: 
In tien poenten machmen bekinnen Die ghene die hem onderminnen
Explicit: 
Te doene elc anders wille Openbaer lude ende stille
Afrondingsformule: 
Nota ·xxviij· verse
Weergave inhoud: 
Aan tien kenmerken kan men mensen herkennen die elkaar oprecht beminnen. Het eerste teken is, dat ze elkaar liefdevol aanzien. Het tweede, dat ze graag met elkaar spreken. Het derde is, dat ze elkaar boden of brieven sturen. Het vierde teken is de goede ontvangst van de liefdesbode, die van de ene geliefde naar de andere gaat. Het vijfde is, dat ze elkaar graag geschenken geven. Ten zesde tonen ze zelfbeheersing. Als zevende punt plagen en berispen ze elkaar, niet uit kwaadheid maar voor de grap. Als achtste verdragen ze zonder klagen elkaars kritiek. Het negende kenmerk is dat ze met elkaar medeleven en elkaars lijden dragen. Het tiende kenmerk is dat ze elkaar in alle hoofsheid op allerlei manieren terwille zijn.
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Minnerede (Brandis 1968 en Hogenelst 1997), (minne-)leerdicht.
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
28 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-I 2 regels hoog. ─ Onzuiver rijm: vss. 11/12 en 15/16.
Petit-Nommer(s): 
707
Edities: 
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 954-955
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Serrure 1855 , p. 372
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Brandis 1968 , p. 117 (307)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 176
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Glier 1971 , p. 278 n. 214
Glier 1971 I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1994 , p. 267
Hogenelst 1994 D. Hogenelst, 'Zoekplaatje: "Comburg" versus "Hulthem"'. In: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam (Prometheus) 1995, p. 259-273 en 429-433. Nederlandse cultuur en literatuur in de Middeleeuwen 9.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 97 (128)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Parallellen en varianten: