Repertorium Hulthem
Dits vanden tanden
Hulthem-Nr:
164
(f. 164vb,7-164vb,39)
Opschrift:
Dits vanden tanden
·C·lxiiij·
Incipit:
Buten bruesele soudic varen
Spelen op morele mijn paert
Explicit:
Die aerch hadde in dit samblant
Ic trecke haer vte maer enen tant
Afrondingsformule:
Nota ·xxx· verse
Weergave inhoud:
Tijdens een ritje buiten Brussel zag ik er twee in de wijngaard [begijnhof Den Wijngaerd?] een hoop plezier maken. Ze speelden een vreemd spel: een broeder gaf een begijn een behandeling en trok haar een tand uit. Ik wilde er het mijne van hebben en kwam wat dichterbij. Zij lag stil, hij zat erboven op en kronkelde wat. Hij leek zich nogal moe te maken, maar mij stuurde hij weg met de woorden: ik trek haar alleen maar een tand uit! Ik zei dat hij van mij, zijn vriend Mergaert, niets te vrezen had en vanwege mijn aanwezigheid niet hoefde op te houden. Hij grinnikte en zei, dat het leek alsof hij lekker lag, maar dat hij het het zwaarst te verduren had. Je zou toch wel vol venijn zitten als je iets kwaads zocht achter dit smoesje: ik trek haar alleen maar een tand uit.
Namen:
Brussel
Mergaert
Wijngaerd (begijnhof)
Auteurs:
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort:
Boerde (Kruyskamp 1957), pseudo-ballade (Willaert 1992B), komische versvertelling (? Lodder 1995).
Lengte:
30 vss., 3 strofen van 10 regels
Aanvullende informatie:
Initiaal-B 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) om de 10 regels, Nota met horizontale streep gerubriceerd. ─ Stokregel: Ic trecke haer vte maer enen tant (+ var.). ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en lombarden. De drie strofen hebben gelijke rijmklanken.
Edities:
Brinkman/Schenkel 1999
, band 2 p. 864
Brinkman/Schenkel 1999
H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Kruyskamp 1957
, p. 62-63
Kruyskamp 1957
C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Verwijs 1860
, p. 23-24
Verwijs 1860
E. Verwijs, Dit sijn X goede boerden. Uitgegeven en toegelicht door ─. 's-Gravenhage etc. (Nijhoff) 1860.
Secundaire literatuur:
Coigneau 1980-1983
, dl. 3 p. 564
Coigneau 1980-1983
D. Coigneau, Refreinen in het zotte bij de rederijkers. Gent (Kon. Acad. voor Ned. taal- en letterkunde) 1980-1983. 3 dln. Kon. Acad. voor Ned. taal- en letterkunde, reeks 6 nr. 111.
Enklaar 1935
Enklaar 1935
D.Th. Enklaar, 'Broeder Aernout, broeder Everaert en zuster Lutgaert'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 54 (1935), p. 129-182.
Enklaar 1975
Enklaar 1975
D.Th. Enklaar, Varende Luyden. Studiën over de middeleeuwse groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden. 3e dr. Arnhem (Gysbers & Van Loon) 1975.
Hogenelst 1995B
, p. 137
Hogenelst 1995B
D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1995.
Kruyskamp 1957
, p. 124
Kruyskamp 1957
C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden. Voor het eerst verzameld en uitgegeven door ─. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1957.
Lodder 1995
, p. 70
Lodder 1995
F.J. Lodder, 'Een genre der boerden?' In: Queeste 2 (1995), p. 54-71.
Lodder 1997
, p. 5, 11 n. 3, 26-27
Lodder 1997
F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Van Moerkerken 1904
, p. 56-57
Van Moerkerken 1904
P.H. van Moerkerken, De satire in de Nederlandsche kunst der Middeleeuwen. Amsterdam (Van Looy) 1904. Diss. Utrecht.
Pleij 1987
, p. 119
Pleij 1987
H. Pleij, 'Literatuur en stad in de Middeleeuwen'. In: Literatuur 4 (1987), p. 116-123.
Pleij 1988
, p. 151-160
Pleij 1988
H. Pleij, De sneeuwpoppen van 1511: Literatuur en stadscultuur tussen Middeleeuwen en moderne tijd. Amsterdam etc. (Meulenhoff) 1988.
Willaert 1992B
, p. 354 n. 65
Willaert 1992B
F. Willaert, 'Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 109-122 en 348-359. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Te Winkel 1922-1927
, dl. 2 p. 83
Te Winkel 1922-1927
J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Parallellen en varianten:
─