Repertorium Hulthem

Een liedeken

Hulthem-Nr: 
160  (f. 157ra,1-157rb,7)
Afbeelding: 
Foto van f. 157r
Foto van f. 157r
Opschrift: 
Een liedeken ·C·lx·
Incipit: 
Wech op wech op dat herte mijn Dat heeft ghetruuert soo langen tijt
Explicit: 
Soe en gheschiede mich niet soe groeten heil Ich wolde gaer vroulijch scerscen (hierna volgt het refrein)
Afrondingsformule: 
Nota
Weergave inhoud: 
(1) Kom op, hart van mij, dat zo lang droevig is geweest. We zullen fris en vrolijk zijn en vrij van verdriet. Vandaag wordt een gelukkige dag voor ons. Weg met al het ongeluk, al het verdriet keer ik de rug toe. Refrein: Wat heb ik aan bezit als me dat niet vrolijk maakt? Vaarwel, zwaarmoedigheid. (2) Ik denk maar zo: wie alle leed ter harte gaat, kan niet echt vrolijk zijn en zijn hart heeft weinig vreugde. Zo sprak een beminde vrouw: ik zou het treuren laten en er vrolijk op uit gaan. Refrein. (3) Als ik van haar gescheiden was, dan had zij dat zo besloten. Laat mij nu ook horen of je me wilt toestaan naar je te verlangen. Dat zou mijn hart goeddoen. Als dat geluk me ten deel zou vallen, zou ik pas echt vrolijk zijn. Refrein. [Opmerkelijke perspectiefverschuiving van si / haer naar gi / di in strofe 3.]
Auteurs: 
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort: 
Liedeken (volgens opschrift); lied (Strijbosch 1996).
Vorm: 
rijm: ababcdcdEFEF 12-regelige strofen
Lengte: 
33 vss., 3 strofen van 8 regels + 2x refrein van 4 regels + 1x 1e refreinregel
Aanvullende informatie: 
Boven de tekst over de gehele foliumbreedte een melodie-aanduiding (?) Het viel op sente peters nacht, gevolgd door muzieknotatie; marginaal paragraafteken vóór elke strofe en elk refrein, Nota met horizontale streep gerubriceerd. ─ Refrein: Wat soude mi alder werelt goet / En soudic daer van gheen vroude haen / Das mer beswaren mach den moet / Dat wilich al tijt varen laen. ─ Aantal vss. in afrondingsformule niet opgegeven. Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en paragraaftekens. Onzuiver rijm: vss. 6/8. Het laatste gedeelte van de melodie zou overeenkomen met het melodiefragment op f. 30v. (Hogenelst 1992A, p. 329 n. 14).
Petit-Nommer(s): 
771; 773
Edities: 
Alberdingk Thijm 1850-1852 , dl. 1 p. 116-117
Alberdingk Thijm 1850-1852 J.A. Alberdingk Thijm (ed.), Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Amsterdam (Van Langenhuysen) 1850-1852. 2 dln.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 829-831
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Heremans 1858-1864 , dl. 1 p. 56-57
Heremans 1858-1864 J.F.J. Heremans, Nederduitsche dichterhalle. Bloemlezing uit Nederlandsche dichters van de vroegste tijden onzer letterkunde tot op deze dagen, volgens dichtvakken en ouderdom gerangschikt. 2 dln. Gent (Hebbelynck) 1858-1864. Willemsfonds 32.
Pollman 1962 , p. 61
Pollman 1962 J. Pollman, Van tweeërlei minne; bloemlezing van Middelnederlandsche lyriek. Zwolle (Tjeenk Willink) 1962. Klassieken uit de Nederlandse letterkunde 16.
Verwijs 1965 , dl. 3 p. 227-228
Verwijs 1965 Verwijs' Bloemlezing uit de Middelnederlandse dichtkunst, herzien door C.C. de Bruin. 2e dr. Zutphen (Thieme) 1965. 3 dln.
Visscher 1835 , p. 256-257
Visscher 1835 L.G. Visscher, Bijdragen tot de oude letteren der Nederlanden.
Willems 1827-1830 , p. 300-302
Willems 1827-1830 J.F. Willems, Mengelingen van historisch-vaderlandschen inhoud. Uitgegeven door ─. Antwerpen (Schoesetters) 1827-1830.
Willems 1848 , p. 341-343
Willems 1848 J.F. Willems, Oude Vlaemsche liederen ten deele met de melodiën uitgegeven door ─. Gent (Gyselynck) 1848.
Secundaire literatuur: 
Van Biezen 1984
Van Biezen 1984 J. van Biezen en K. Vellekoop, 'Aspects of stroke notation in the Gruuthuse manuscript and other sources'. In: Tijdschrift van de Ver. voor Ned. Muziekgeschiedenis 34 (1984), p. 3-25.
Dezaire 1943B
Dezaire 1943B P. Dezaire, 'Het scheidings- en afscheidsmotief in de Middelnederlandsche wereldlijke lyriek'. In: De nieuwe taalgids 37 (1943), p. 11-19.
Hogenelst 1992A , p. 329 n. 14
Hogenelst 1992A D. Hogenelst & M. Rierink, 'Praalzucht, professionalisme en privé-collecties. De functie van Middelnederlandse profane liedverzamelingen rond 1400'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 27-55 en 328-336. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Schludermann 1996
Schludermann 1996 B. Schludermann, A quantitative analysis of German/Dutch language mixture in the Berlin songs mgf 922, the Gruuthuse-songs, and the Hague ms 128 E 2. Göppingen (Kümmerle) 1996. 3 dln. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 338.
Schnell 1985
Schnell 1985 R. Schnell, Causa amoris: Liebeskonzeption und Liebesdarstellung in den mittelalterlichen Literatur. Bern (Francke) 1985. Bibliotheca Germanica.
Strijbosch 1996 , p. 6-7 en 24
Strijbosch 1996 C. Strijbosch, Repertorium van Middelnederlandse liederen in bronnen tot 1500. Deel 1: Bronnenrepertorium. Antwerpen (UFSIA) 1996.
Willaert 1989B , p. 78
Willaert 1989B F. Willaert, 'Het minnelied als danslied. Over verspreiding en functie van een ballade-achtige dichtvorm in de late Middeleeuwen'. In: F.P. van Oostrom en F. Willaert (red.), De studie van de Middelnederlandse letterkunde: stand en toekomst. Symposium Antwerpen 22-24 september 1988. Hilversum (Verloren) 1989, p. 71-91.
Parallellen en varianten: