Repertorium Hulthem
De antworde hier af
Hulthem-Nr:
142
(f. 118ra,13-118rb,19)
Opschrift:
De antworde hier af
·C·xlij·
Incipit:
Men vint mans in ertrike
Die den wolf ghenendelike
Explicit:
Gheen dinc op ertrike buen [sic] vrouwen
Die wi goet ende scemel scouwen
Afrondingsformule:
Nota ·xlij· verse
Weergave inhoud:
Er zijn mannen die onverschrokken de wolf bij het lam zouden wegjagen en de man zijn gang laten gaan met de mooie, lieve vrouw, opdat zij met haar lichaam in hun levensonderhoud kan voorzien. Maar ik die deze kwestie voorleg vind het jammerlijk, dat een goede vrouw tengevolge van verkrachting haar eer voor altijd zou verliezen. Een eerbare vrouw is meer waard dan goud. Zo dachten Paris en Achilles er ook al over en er zijn nog meer van zulke voorbeelden te noemen. Goud, paarlen en edelstenen, welke rijkdom een man ook bezit, het weegt niet op tegen het hebben van een kuise vrouw. Het was toch een vrouw, die werd geroepen om met haar ootmoet en deugd Gods toorn tegen de mensen te verzachten en zo de verzoening te bewerken tussen God en de mensen! Om die reden gaat er dus niets boven lieve en eerbare vrouwen.
Auteurs:
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort:
Minneraadsel (Hogenelst 1997), minnevraag (cours d'amour, antwoord op nr. 141).
Aanvullende informatie:
Initiaal-M 2 regels hoog. ─ Vss. 21/22 onzuiver rijm.
Edities:
Brinkman/Schenkel 1999
, band 2 p. 648-649
Brinkman/Schenkel 1999
H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963
, dl. 3 p. 179-181 (fragment)
Van Eeghem 1958-1963
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Negen teksten 1980
, p. 56-65
Negen teksten 1980
Negen teksten uit het handschrift-Van Hulthem. Eindverslagen van het werkcollege Middelnederlandse letterkunde voor tweedejaarsstudenten. Utrecht 1980 [Interne publ. De Vooys].
Serrure 1855
, p. 318-319
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur:
Axters 1943
Axters 1943
S. Axters, 'Over "quaestio disputata" en "quaestio de quodlibet" in de Middelnederlandsche literatuur'. In: Ons geestelijk erf 17 (1943), p. 31-70.
Van Eeghem 1958-1963
, dl. 3 p. 179-181
Van Eeghem 1958-1963
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Glier 1971
, p. 282 n. 227
Glier 1971
I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1997
, dl. 2 p. 86 (111)
Hogenelst 1997
D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Peters 1970
, p. 124 n. 23
Peters 1970
R. Peters, 'Die Reime der mittelniederländischen Brandaen-Versionen'. In: Leuvense bijdragen 59 (1970), p. 67-81.
Van der Poel 1992
, p. 209
Van der Poel 1992
D.E. van der Poel, 'Minnevragen in de Middelnederlandse letterkunde'. In: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam (Prometheus) 1992, p. 207-218 en 396-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7.
Rheinheimer 1975
, p. 210-211
Rheinheimer 1975
M. Rheinheimer, Rheinische Minnereden. Untersuchungen und Edition. Göppingen (Kümmerle) 1975. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 144.
Serrure 1855
, p. 302
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Wildeman 1985
, (scriptie)
Wildeman 1985
J. Wildeman, Om te cortene den tijt. Onderzoekingen naar cour d'amour-traditie in enkele Middelnederlandse poëtische teksten. (Ongepubl. doctoraalscriptie Leiden 1985, te raadplegen bij de Vakgroep Nederlands R.U. Leiden, OA 93).
Parallellen en varianten:
─