Repertorium Hulthem
Die claghe vanden graue
Hulthem-Nr:
130
(f. 111vb,9-112va,40)
Opschrift:
Die claghe vanden graue
van vlaendren
Incipit:
DEr leider meren O· wi O· wach
Onder enen liliengaert
Explicit:
Ian knibbe van brusel bidt dat wi claer
Worden vonden voer den hemelsche coninc
Afrondingsformule:
Amen ·C·lx· verse
Weergave inhoud:
Ach, hoezeer hoorde ik een zwarte leeuw in een lelietuin jammeren en weeklagen om de dood van zijn heer. Een engel probeerde hem te troosten en wees hem op twee vrouwen, die hem goede raad zouden geven. Vrouwe Werelt raadde hem aan zijn land van herkomst met de gouden lelies trouw te blijven en ervoor te zorgen dat Vlaanderen zijn buren te vriend zou houden en eensgezind zou blijven. Vrouwe Doot antwoordde op zijn verwijt dat zij zijn geliefde heer had gestolen, dat zij moest gehoorzamen aan de Allerhoogste. De leeuw riep de verdiensten van zijn overleden heer in herinnering en diens laatste ogenblikken, waarin hij zijn dochters kind aanwees als zijn opvolger. In diepe rouw vertrok toen de begrafenisstoet met paarden en herauten naar Rijssel. Ook wij zullen eens sterven. Daarom wekt Jan Knibbe uit Brussel iedereen op een zelfde voorbeeldig leven te leiden, zodat God over ons óók gunstig zal oordelen. [Klaagdicht na het overlijden op 30 januari 1384 van Lodewijk van Vlaanderen (zwager van Johanna van Brabant).]
Namen:
Brussel
Doot (vrouw)
Jan Knibbe
Johanna van Brabant
Lille
Lodewijk van Vlaanderen
Rijssel
Werelt (vrouw)
Auteurs:
Jan Knibbe
Jan Knibbe
Datering: 14e eeuw
Auteur van nrs. 130 en 139. Vermoedelijk na 1356 geboren te Brussel, (als heraut?) werkzaam ca. 1384.
Secundaire literatuur
W. van Anrooij, 'Herauten in de Middeleeuwen'. In: Spiegel historiael 21 (1986), p. 270-275 en 309-310.
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 p. 37-60
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 311
J.F. Willems, 'Berichten wegens oude Nederduitsche dichters'. In: Belgisch museum 1 (1837), p. 326-380.: p. 346-347
Tekstsoort:
Claghe (volgens opschrift); ererede (Van Anrooij 1990), wereldlijk lofdicht (Hogenelst 1997), allegorische tekst, personificatie.
Lengte:
160 vss., 20 strofen van 8 regels
Aanvullende informatie:
Initiaal-D 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) om de 8 regels, Amen met horizontale streep gerubriceerd. ─ Auteur maakt zich bekend in vs. 159. Terminus post quem 30 januari 1384. ─ Strofenindeling gebaseerd op rijmschema en lombarden.
Edities:
Brinkman/Schenkel 1999
, band 2 p. 618-622
Brinkman/Schenkel 1999
H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963
, dl. 3 p. 49-60
Van Eeghem 1958-1963
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Serrure 1855
, p. 303-308
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur:
Van Anrooij 1990
, p. 129, 217-218
Van Anrooij 1990
W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes. Amsterdam (Prometheus) 1990. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 1. Diss. Leiden.
Van Anrooij 1991
, p. 186, 190
Van Anrooij 1991
W. van Anrooij & A.M.J. van Buuren, ''sLevens felheid in één band: het handschrift-Van Hulthem'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 184-199 en 385-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Derycke 1982
, (licentiaatsverhandeling)
Derycke 1982
J. Derycke, Een analyse van Jan Knibbe's Die claghe vanden grave van vlaendren. Licentiaatsverhandeling Leuven 1982.
Van Eeghem 1954
, p. 404, 412-414
Van Eeghem 1954
W. van Eeghem, 'Lexicologische sprokkelingen'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1954, p. 399-421.
Van Eeghem 1958-1963
, dl. 3 p. 49-60
Van Eeghem 1958-1963
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Hofdijk 1886
, p. 78-79
Hofdijk 1886
W.J. Hofdijk, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. 7e dr. 's-Gravenhage (Ykema) 1886.
Hogenelst 1997
, dl. 2 p. 79-80 (100)
Hogenelst 1997
D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Jonckbloet 1851-1855
, dl. 3 p. 311
Jonckbloet 1851-1855
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Lievens 1956
Lievens 1956
R. Lievens, 'Middelnederlandse "regulatie"'. In: Leuvense bijdragen 45 (1956), p. 130-133.
Van Mierlo 1928
, p. 227
Van Mierlo 1928
J. van Mierlo, Geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche letterkunde. Antwerpen etc. (Standaardboekhandel) 1928.
Van Mierlo 1949
, dl. 2 p. 18
Van Mierlo 1949
J. van Mierlo, De letterkunde van de Middeleeuwen. 2e, herz. en verm. dr. 's-Hertogenbosch etc. (Malmberg etc.) 1949. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder redactie van F. Baur, W.J.M.A. Asselbergs, J. van Mierlo e.a. Dl. 1 en 2.
Pleij 1988
, p. 152
Pleij 1988
H. Pleij, De sneeuwpoppen van 1511: Literatuur en stadscultuur tussen Middeleeuwen en moderne tijd. Amsterdam etc. (Meulenhoff) 1988.
Ramondt 1942C
, p. 311-312
Ramondt 1942C
M. Ramondt, 'De Middelnederlandse sproken in hun verhouding tot de werkelijkheid en de Duitse literatuur'. In: Neophilologus 27 (1942), p. 300-312.
Serrure 1855
, p. 297-298
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Willems 1837B
, p. 346-347
Willems 1837B
J.F. Willems, 'Berichten wegens oude Nederduitsche dichters'. In: Belgisch museum 1 (1837), p. 326-380.
Te Winkel 1887
, p. 435-436
Te Winkel 1887
J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927
, dl. 2 p. 62
Te Winkel 1922-1927
J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Parallellen en varianten:
─