Repertorium Hulthem

Een rikelijc scip dat

Hulthem-Nr: 
129  (f. 108va,13-111vb,8)
Opschrift: 
Een rikelijc scip dat Augustijnken maecte
Opschrift: 
·Cxxix·
Incipit: 
Hi dunct mj wesen wel geleert Die alle dinc int beste keert
Explicit: 
Doch die op derde sait sijn saet Hem es lief dat wel op gaet
Afrondingsformule: 
Nota ·CCCCC·lxxix· verse
Weergave inhoud: 
Op een mooie zomermorgen dreef ik in een bootje vanaf Dordrecht de Merwede af. Daar zag ik iets wonderlijks: in een toren van jaspis keken zeven rijk geklede koninginnen uit het venster naar een groep schone vrouwen die bij een prachtig schip stonden. Vrouwe Ontfermicheit vertelde mij wat bijzonderheden: het sterke schip heette Sekerheit, de mast Volharden, het zeil Goetgelaet. Zo symboliseerden alle onderdelen een deugd. Het schip lag klaar om de koninginnen, de zeven hoofddeugden, te vervoeren die door de heersende ondeugden uit het land werden verbannen. De bewoonster van de toren, Vrouw Ere, werd ook niet meer gediend; haar vijanden regeerden menig land. Ik roeide zo snel ik kon terug naar de stad om iedereen te waarschuwen. Hoge heren, die graag eerzaam worden genoemd, haal de deugden toch terug voor het te laat is, anders loopt het slecht met u af. Augustijn zegt dat tegen niemand in het bijzonder maar omwille van het algemeen belang, omdat hij ziet dat men de eer veronachtzaamt. Publieksaanspreking: vs. 570 Ach ridderen cnapen van hogher aert.
Namen: 
Augustijn Ere (vrouw) Goetgelaet (zeil) Ontfermicheit (vrouw) Sekerheit (schip) Volharden (mast)
Auteurs: 
Augustijnken (Augustijnken van Dordt?)
Augustijnken (Augustijnken van Dordt?)
Ook bekend als: AugustinAugustinken
Datering: 14e eeuw (1358-ca. 1370)
Auteur van nrs. 49, 129 en 179. Reizend sprookspreker van de graven van Holland en/of Jan van Blois, waarschijnlijk woonachtig in (de omgeving van) Dordrecht.
Secundaire literatuur
J.M.A.W. Asselbergs, 'De bijbel in de late Middeleeuwen'. In: J.M.A.W. Asselbergs, Nijmeegse colleges. Zwolle (Tjeenk Willink) 1967, p. 92-112. Zwolse reeks 19.
D. Buddingh, Geschiedenis van opvoeding en onderwijs met betrekking tot het bijbellezen en godsdienstig onderricht op de scholen in de Nederlanden. 's-Gravenhage (Van 't Haaff) 1843. 2 dln. in 3 bdn.: 2e stuk, 1e dl. p. 10-12
J. van Dam, 'Die niederländische Dichtung des Mittelalters im Spiegel der deutschen'. In: Rheinische Vierteljahrsblätter 7 (1937), p. 1-18.
A. van Duinkerken, Beeldenspel van Nederlandse dichters. Utrecht etc. (Spectrum) 1957. Prismaboeken 295.: p. 27-32
K. Heeroma, 'De localisering van de tweede Reinaert'. In: K. Heeroma, De andere Reinaert. 's-Gravenhage (Bakker) 1970, p. 152-188.: p. 186-188
D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1995.: p. 184-186
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 396-403
T. Meder, Sprookspreker in Holland. Leven en werk van Willem van Hildegaersberch (ca. 1400). Amsterdam (Prometheus) 1991. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 3. Diss. Leiden.
J. van Mierlo, Geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche letterkunde. Antwerpen etc. (Standaardboekhandel) 1928.: p. 204
J. van Mierlo, De letterkunde van de Middeleeuwen. 2e, herz. en verm. dr. 's-Hertogenbosch etc. (Malmberg etc.) 1949. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Onder redactie van F. Baur, W.J.M.A. Asselbergs, J. van Mierlo e.a. Dl. 1 en 2.: dl. 1 p. 389-390
M. Ramondt, 'Problemen in en om het Haagse liederenhandschrift'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 63 (1944), p. 63-81.
M. Schönfeld, 'Uit middeleeuwse kronieken'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 34 (1915-1916), p. 107-121.
C.P. Serrure, Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen. Eerste deel: Nederlandsche en Fransche letterkunde tijdens XII, XIII en XIVde eeuwen. Gent (De Busscher) 1872.: p. 434
R. Sleiderink, 'Dichters aan het Brabantse hof (1356-1406)'. In: De nieuwe taalgids 86 (1993), p. 1-16.: p. 6-7
M.C.L. Smits, Augustijnken van Dordt. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 778).: (scriptie)
B. Wiekard, Augustijnken van Dordt. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 941).: (scriptie)
J.F. Willems, 'Berichten wegens oude Nederduitsche dichters'. In: Belgisch museum 1 (1837), p. 326-380.: p. 353-357
J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.: p. 479-482
Tekstsoort: 
Minnerede (Brandis 1968 en Hogenelst 1997), allegorische tekst, personificatie.
Vorm: 
rijm: aabb
Lengte: 
579 vss.
Aanvullende informatie: 
Initiaal-H 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) op onregelmatige plaatsen, f. 108va,37 een woord doorgehaald, f. 109va,26 doorgehaald, f. 111ra,19 verwijsteken: woord vergeten en marginaal toegevoegd, Nota met horizontale streep gerubriceerd. ─ Auteur maakt zich bekend in vs. 572, tekstdatering: tussen 1358-1370. ─ Lombarden vss. 14, 36, 74, 91, 101, 114, 140, 157, 171, 188, 200, 226, 260, 288, 322, 330, 343, 354, 362, 367, 384, 408, 422, 434, 460, 468, 472, 476, 486, 506 en 568: structurering o.a. per personage. Onzuiver rijm 18/19, 52/53, 62/63, 188/189, 556/557; drierijm vss. 1/2/3; gelijk rijm: vss. 422/423 (verzentelling volgens het handschrift).
Petit-Nommer(s): 
598b
Edities: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 3 p. 105-112
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Blommaert 1856B , p. 105-112
Blommaert 1856B Ph. Blommaert (ed.), Die Dietsche Lucidarius, leerdicht der xive eeuw gevolgd door andere gedichten uit hetzelfde tijdvak. Gent (Hebbelynck) 1856.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 2 p. 603-617
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Sonnemans 1995 , dl. 3 p. 12-13 (proloog)
Sonnemans 1995 G. Sonnemans, Functionele aspecten van Middelnederlandse versprologen. S.l. (s.n.) 1995. 2 dln. Diss. Nijmegen.
Secundaire literatuur: 
Van Anrooij 1990 , p. 6, 240 n. 5
Van Anrooij 1990 W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes. Amsterdam (Prometheus) 1990. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 1. Diss. Leiden.
Van Anrooij 1991 , p. 187, 191
Van Anrooij 1991 W. van Anrooij & A.M.J. van Buuren, ''sLevens felheid in één band: het handschrift-Van Hulthem'. In: H. Pleij e.a., Op belofte van profijt. Stadsliteratuur en burgermoraal in de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen. Amsterdam (Prometheus) 1991, p. 184-199 en 385-391. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 4.
Bakkum , (scriptie)
Bakkum J.T.M. Bakkum, Augustijnken, een spreker. (Ongepubl. doctoraalscriptie, te raadplegen bij de Universiteit van Amsterdam, Documentatiecentrum Nederlandse Letterkunde, nr. 1261).
Blommaert 1838-1851 , dl. 3 p. IX-XI
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Brandis 1968 , p. 149-150 (393)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Gevaert 1970 , (licentiaatsverhandeling)
Gevaert 1970 D. Gevaert, Augustijnkens Sceepkene. Inleiding, tekst en tekstverklaring. Licentiaatsverhandeling Leuven 1970.
Glier 1971 , p. 274, 277 n. 212, 279 n. 218
Glier 1971 I. Glier, Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München (Beck) 1971. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters Bd. 34.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 78-79 (99)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Jonckbloet 1851-1855 , dl. 3 p. 398-400
Jonckbloet 1851-1855 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.
Jonckbloet 1888-1892 , dl. 2 p. 242-243
Jonckbloet 1888-1892 W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. 4e dr., herz. en tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt door C. Honigh. Groningen (Wolters) 1888-1892. 6 dln.
Van Mierlo 1928 , p. 204
Van Mierlo 1928 J. van Mierlo, Geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche letterkunde. Antwerpen etc. (Standaardboekhandel) 1928.
Van Oostrom 1988 , p. 283-284, 286
Van Oostrom 1988 F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. 2e dr. Amsterdam (Meulenhoff) 1988.
Ramondt 1944 , p. 68-70
Ramondt 1944 M. Ramondt, 'Problemen in en om het Haagse liederenhandschrift'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 63 (1944), p. 63-81.
Schludermann 1996
Schludermann 1996 B. Schludermann, A quantitative analysis of German/Dutch language mixture in the Berlin songs mgf 922, the Gruuthuse-songs, and the Hague ms 128 E 2. Göppingen (Kümmerle) 1996. 3 dln. Göppinger Arbeiten zur Germanistik 338.
Snellaert 1838 , p. 65-66
Snellaert 1838 F.A. Snellaert, Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot de dood van Albert en Isabella. Brussel (Hayez) 1838.
Sonnemans 1990 , p. 247 n. 61
Sonnemans 1990 G.H.P. Sonnemans, 'De openingsstruktuur van Middelnederlandse teksten'. In: Spiegel der letteren 32 (1990), p. 231-259.
Sonnemans 1995 , dl. 1 (passim)
Sonnemans 1995 G. Sonnemans, Functionele aspecten van Middelnederlandse versprologen. S.l. (s.n.) 1995. 2 dln. Diss. Nijmegen.
De Vries 1856A , p. 18-19, 43-46, 103, 114, 188
De Vries 1856A M. de Vries, Proeve van Middelnederlandsche taalzuivering: voorbereidende opmerkingen voor de aanstaande uitgave van een Middelnederlandsch woordenboek. Haarlem (Kruseman) 1856.
Willems 1837B , p. 354-356
Willems 1837B J.F. Willems, 'Berichten wegens oude Nederduitsche dichters'. In: Belgisch museum 1 (1837), p. 326-380.
Te Winkel 1887 , p. 481
Te Winkel 1887 J. te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem (Bohn) 1887.
Te Winkel 1922-1927 , dl. 2 p. 104
Te Winkel 1922-1927 J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e dr. Haarlem (Bohn) 1922-1927. 7 dln. [Ongew. herdr. Utrecht etc., 1973].
Zacher 1841 , p. 256-257
Zacher 1841 J. Zacher, 'Handschriften im Haag'. In: Zeitschrift für deutsches Altertum 1 (1841), p. 209-269.
Parallellen en varianten: 
(a) vss. 1-579  Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.642-51  [1375 - 1425] , f. 87v-93r (596 vss.)
Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.642-51
(olim 194)
Post quem: 1375
Ante quem: 1425
Datering: begin 15e eeuw
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 129
(b) vss. 1-579  's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2  [1375 - 1425] , f. 56ra-59vb (593 vss.)
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 128 E 2
(olim 721, olim AA 64)
Post quem: 1375
Ante quem: 1425
Datering: ca. 1400
Overeenkomst met Hulthem-nr(s): 25,  48,  49,  50,  51,  78,  (2x) 79,  117,  121,  129,  154,  157
Zie: 
Blommaert 1838-1851 , dl. 3 p. 105-112 (a)
Blommaert 1838-1851 Ph. Blommaert (ed.), Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent (Hebbelynck) 1838-1851. 3 dln.
Blommaert 1856B , p. 105-112 (a)
Blommaert 1856B Ph. Blommaert (ed.), Die Dietsche Lucidarius, leerdicht der xive eeuw gevolgd door andere gedichten uit hetzelfde tijdvak. Gent (Hebbelynck) 1856.
Kossmann 1940 , p. 116-122 (b)
Kossmann 1940 E.F. Kossmann, Die Haager Liederhandschrift. Faksimile des Originals mit Einleitung und Transskription. Hrsg. von ─. 's-Gravenhage (Martinus Nijhoff) 1940.