Repertorium Hulthem
Ene boerde ·Cxx·
Hulthem-Nr:
120
(f. 104ra,39-104rb,28)
Afbeelding:
Foto van f. 104r
Opschrift:
Ene boerde ·Cxx·
Incipit:
Ic minne een wijf die scande geert
Nemmermeer si pijnt na ere
Explicit:
Nemmermeer· mijn dienst bereit
Sal sijn· der saleger suetsen
Afrondingsformule:
Nota ·xxvij· verse
Weergave inhoud:
Ik houd van een vrouw die haar schande zoekt nooit haar eer beschermt. Op valsheid haar zin zet zelden haar hart en ook haar zinnen voor oneer behoedt. Haar manieren prijst men niet weinig goed zijn haar daden. Ontrouw brengt ze in de praktijk geen moment standvastig is ze. Aan haar kleeft onkuisheid nergens ook probeert ze zich goed te gedragen. Alle deugd in haar verkwijnt weinig deugd verwerft ze. [Enzovoort. Taalspel: de betekenis van de zin verandert in het tegendeel door het (ver)plaatsen van een punt of komma van het eind van de ene versregel tot na het begin van de volgende.]
Auteurs:
Anoniem
Anoniem
Datering: onbekend
Over de auteurs van 119 teksteenheden en delen van nr. 108 en 148 is geen enkel gegeven bekend.
Tekstsoort:
Boerde (volgens opschrift); komische versvertelling (? Lodder 1995), taalspel.
Vorm:
rijm: abab/abaab of ababcdccd
Lengte:
27 vss., 6 strofen van afw. 4 en 5 regels of 3 strofen van 9 regels
Aanvullende informatie:
Initiaal-I 2 regels hoog; lombarden (1 regel hoog) om de 4 resp. 5 regels. ─ Strofenindeling gebaseerd op lombarden (vss. 5, 10, 14, 19 en 23). Rijmschema strofe 1, 3 en 5: abab, strofe 2, 4 en 6: abaab. Een indeling in 3 strofen van 9 regels (ababcdccd) is echter ook mogelijk. Onzuiver rijm: vss. 2/4 en 16/17.
Edities:
Brinkman/Schenkel 1999
, band 1 p. 577-578
Brinkman/Schenkel 1999
H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Serrure 1855
, p. 369-370
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur:
Van Buuren 1985
Van Buuren 1985
A.M.J. van Buuren, 'Ernst of boert'. In: Vooys (Extra nummer: Liber amicorum Jules van Oostrom; squibs over neerlandistiek) 4 (1985), p. 17-21.
Heeroma 1968A
Heeroma 1968A
K. Heeroma, 'Augustijnkens meilied'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 84 (1968), p. 38-52.
Kalff 1906-1912
, dl. 1 p. 502
Kalff 1906-1912
G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Groningen (Wolters) 1906-1912. 7 dln.
Lodder 1982
Lodder 1982
F.J. Lodder, 'De moraal van de boerden'. In: De nieuwe taalgids 75 (1982), p. 39-49.
Lodder 1995
, p. 55-58, 69
Lodder 1995
F.J. Lodder, 'Een genre der boerden?' In: Queeste 2 (1995), p. 54-71.
Lodder 1997
, p. 12, 14, 15
Lodder 1997
F.J. Lodder, Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Leiden (Ridderhof) 1997. Diss. Leiden.
Michels 1970
Michels 1970
L.C. Michels, 'Tweemaal tweeërlei interpunctie'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 86 (1970), p. 95-101.
Mone 1834B
, kol. 181
Mone 1834B
F.J. Mone, 'Liebeslied'. In: Anzeiger für Kunde des teutschen Mittelalters 3 (1834), kol. 179-181.
Serrure 1855
, p. 303
Serrure 1855
C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Stutterheim 1967
Stutterheim 1967
C.F.P. Stutterheim, 'Mens of duivel? Augustijnken's Ridder die waldoen haet'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 83 (1967), p. 81-107.
Stutterheim 1969
Stutterheim 1969
C.F.P. Stutterheim, 'Raadsel of grap? Nogmaals Augustijnken's "klacht"'. In: Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde 85 (1969), p. 194-211.
Parallellen en varianten:
─