Repertorium Hulthem

Drie poente die de vrouwe

Hulthem-Nr: 
96  (f. 78rb,1-78vb,26)
Opschrift: 
Drie poente die de vrouwe haren sone leerde
Opschrift: 
·xCvj·
Incipit: 
SCaemte wijsheit ende trouwe Dese drie poente sal elc ane sien
Explicit: 
Soe wie dese drie poente doet Heeft verstaen der vrouwen lere
Afrondingsformule: 
Nota Item ·C·xij· verse
Weergave inhoud: 
De drie deugden waaruit alle andere deugden zijn voortgesproten zijn scaemte, wijsheit ende trouwe. Deze drie verraden een edele inborst en ik raad iedereen aan ze in het geheugen te prenten. Een moeder hield haar zoon voor deze deugden op de volgende wijze te beoefenen. De scaemte, door zich bij de strijd niet in de achterhoede terug te trekken, maar dapper en eervol naast zijn aanvoerder voor de eer van zijn heer te strijden. De wijsheit, door alleen zijn zegel te bevestigen aan afspraken die hij kon houden: gezegelde afspraken moet men te allen tijde nakomen. De trouwe, door degenen die hem beschermen te eren. Door onder alle omstandigheden steeds zijn leven voor hen en hun nageslacht in te zetten. Zijn gezellen lief te hebben en hun meisjes noch vrouwen kwaad doen. Dan zullen allen hem ook getrouw bijstaan. Ik ben het geheel met deze vrouw eens. Hoog en laag, arm en rijk, wie deze drie deugden beoefent, heeft de les van deze vrouw begrepen.
Auteurs: 
Anoniem?
Anoniem?
Datering: onbekend
Toeschrijving van auteurschap onzeker of wordt betwijfeld. Dit is met name het geval voor de 49 teksteenheden die door Van Eeghem zijn toegeschreven aan Jan Dille (zie Jan Dille?).
Jan Dille?
Jan Dille?
Datering: onbekend
49 teksteenheden toegeschreven door Van Eeghem aan Jan Dille. Betwijfeld (en voor de abele spelen weerlegd) door Van Mierlo. - Nr. 68 toegeschreven door Jonckbloet aan Jan van Hollant en door Van Eeghem aan Jan Dille.
Secundaire literatuur
W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.: dl. 3 passim, en p. 184 voor nr. 68.
J. van Mierlo, 'Is Jan Dille de dichter van onze abele spelen?'. In: Versl. & meded. van de Kon. Vl. Acad. voor taal- en letterkunde 1957, p. 65-83.
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst. Amsterdam (Van Kampen) 1851-1855. 3 dln.: dl. 3 p. 305
Tekstsoort: 
Minnerede (Brandis 1968), profaan-ethische sproke (Hogenelst 1997), (minne-)leerdicht.
Vorm: 
rijm: abab
Lengte: 
112 vss., 28 strofen van 4 regels
Aanvullende informatie: 
Initiaal-S 2 regels hoog, lombarden (1 regel hoog) om de 4 regels. ─ Strofenindeling gebaseerd op lombarden. Onzuiver rijm: vss. 5/7 en 9/11; gelijk rijm: vs. 66/68.
Petit-Nommer(s): 
737
Edities: 
Van Anrooij 1992A , p. 72-76
Van Anrooij 1992A W. van Anrooij & F. van Oostrom, 'Drie poente die de vrouwe haren sone leerde'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 70-76. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Brinkman/Schenkel 1999 , band 1 p. 456-459
Brinkman/Schenkel 1999 H. Brinkman & J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. Diplomatische editie bezorgd door -. Hilversum (Verloren) 1999. 2 banden. Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden 7/1-2.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 169-170 (fragment)
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Serrure 1855 , p. 337-340
Serrure 1855 C.P. Serrure (ed.), 'Kleine gedichten uit de dertiende en veertiende eeuwen'. In: Vaderlandsch museum 1 (1855), p. 41-99 en 296-401.
Secundaire literatuur: 
Van Anrooij 1992A , p. 70-72
Van Anrooij 1992A W. van Anrooij & F. van Oostrom, 'Drie poente die de vrouwe haren sone leerde'. In: H. van Dijk e.a. (red.), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem. Zeventien teksten uit Hs. Brussel, K.B. 15.589-623 uitgegeven en ingeleid door neerlandici, verbonden aan tien universiteiten in Nederland en België. Hilversum (Verloren) 1992, p. 70-76. Middeleeuwse studies en bronnen 33.
Brandis 1968 , p. 120 (318)
Brandis 1968 T. Brandis, Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden. München (Beck) 1968. Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters 25.
Van Eeghem 1958-1963 , dl. 3 p. 169-170, 179
Van Eeghem 1958-1963 W. van Eeghem, Brusselse dichters. Brussel (Simon Stevin) 1958-1963. 5 dln.
Hogenelst 1994 , p. 266-267
Hogenelst 1994 D. Hogenelst, 'Zoekplaatje: "Comburg" versus "Hulthem"'. In: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam (Prometheus) 1995, p. 259-273 en 429-433. Nederlandse cultuur en literatuur in de Middeleeuwen 9.
Hogenelst 1997 , dl. 2 p. 66-67 (79)
Hogenelst 1997 D. Hogenelst, Sprekers en sproken. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam (Prometheus) 1997. 2 dln. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 15. Diss. Leiden.
Van Oostrom 1989 , p. 34-36
Van Oostrom 1989 F. van Oostrom, 'Lezen, leren en luisteren in klooster, stad en hof. Kinderboeken in de Middeleeuwen'. In: N. Heimeriks & W. van Toorn (red.), De hele Bibelebontseberg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam (Querido) 1989, p. 15-40.
Parallellen en varianten: